Schrijver Dichter Columnist

Buuttereedner

Hieronder volgt een stukje over mijn ergste afgang ooit. Nu ga ik wel vaker af, maar dit zal ik nooit vergeten. Ergens had ik gelezen dat een plaatselijke carnavalsvereniging een feestmiddag zou organiseren, waar beginnende carnavalsartiesten hun act konden presenteren. Ook organisatoren van andere feestavonden zouden aanwezig zijn en konden dan de acts die zij goed vonden, meteen contracteren. Ik heb helemaal niets met carnaval, maar wel met teksten. Buuttereedners vind ik vaak erg leuk, kortom ik lig vaak dubbel als ik hen bezig zie. Ik zie het als cabaret, maar dan in dialect. De pest is, dat iets wat erg goed is, vaak heel gemakkelijk uitziet. Dus dacht ik: Dat kan ik ook. Het aanmelden ging via een simpel mailtje en ik kon gaan werken aan mijn tekst. Ook dit ging heel gemakkelijk, het thema, de rode draad zou zijn, vrouwonvriendelijkheid. Voor mijn vaste lezers geen verrassing. Weken was ik bezig om mijn tekst in mijn hoofd te prenten, zelfs een weekje Spanje gebruikte ik daarvoor. Ik kwam mijn hotelkamer niet af.

Ik leefde helemaal naar het “optreden” toe en vol goede moed vertrok ik naar de propvolle zaal, waar “het” zou gaan gebeuren. Ik had al een tarief in mijn hoofd voor eventuele vervolgoptredens, voor minder dan honderd euro zou ik mijn auto niet instappen. Ik had mij in de kleedkamer uitgedost met een vrouwenschort en een rode dop op mijn neus gezet. En ja, natuurlijk moest ik weer als eerste het podium op, dat deed ik dus, een beetje zenuwachtig maar vol goede moed.

Om maar heel eerlijk te zijn, het ging niet goed. Het ging heel slecht. Nog nooit heb ik een volle zaal, zo treurig en stil naar een buuttereedner zien kijken. Het juryrapport ging geheel langs mij heen, maar ook zij vonden het maar niets, al probeerden ze mij te sparen. Terug in de kleedruimte propte ik mijn neus en mijn schort in een tas en verliet het pand via de achteruitgang. Was ik nu twintig jaar geweest dan hadden de feestvierders misschien nog gedacht: Ach, het is niets, maar het kán misschien nog wat worden. Maar ik kreeg stellig de indruk dat ze dit niet dachten bij iemand van zestig jaar.

Weet u wat nog het ergste is, dat geen van mijn kinderen van te voren had gezegd: “Pap, doe dat nou niet!” Ook mijn zogenaamde vrienden hebben mij niet voor deze afgang behouden. Niet dat ik naar mijn kinderen of vrienden zou hebben geluisterd, dat niet. Zo eigenwijs ben ik ook wel weer.

Martin Wings