Schrijver Dichter Columnist

Meisje

Er stapt een meisje in de trein. Ze is slank en draagt een rugzak, aan haar hand een volle tas. Met haar andere hand heeft ze een hond aan de lijn. Het is een jonge speelse hond van een onbekend ras of samengesteld uit meerdere rassen. De lijn is een veel te dikke en te zware metalen ketting. Op de groei van de hond gekocht? Ze draagt haar rugzak alsof ze er mee vergroeid is, alsof hij niets weegt, de rugzak gaat ook niet af. Het meisje gaat op de vloer van de trein zitten, op de plek waar ze is ingestapt. Dat zitten gaat als vanzelf, soms moet ze opstaan om mensen te laten instappen of uitstappen. Het opstaan gaat ook in één sierlijke beweging, ze lijkt van elastiek te zijn. Het meisje draagt een harembroek, jammer, daardoor zijn haar benen en de vorm van haar benen niet te zien. Ze draagt een T-shirt waarin haar kleine borsten scherp staan afgetekend. Ze draagt geen beha. Ze heeft donkere haren, vastgebonden in een paardenstaart.

Het T-shirt is wat smoezelig, is ooit wit geweest en heeft nu die onbestemde kleur, die je moeilijk nog wit kunt noemen. Ze balanceert op de grens van verloedering of toch nog net niet? Ze praat onafgebroken met de hond en probeert deze te laten gehoorzamen. Dat doet de hond ook, als ze zegt liggen, dan gaat hij liggen. Ook al duurt dat maar heel even en springt hij al snel weer enthousiast op. Hond en meisje lijken vergroeid met elkaar. Het moet leuk zijn om zo’n vrouwtje te hebben  en het is leuk om zo’n hondje te hebben.

Martin Wings