Schrijver Dichter Columnist

Wit, zacht, romantisch

Voor de zoveelste keer stapten mijn zoon en ik in de auto om naar een huis te gaan kijken. Weer in een dorp en dit keer in Midden Limburg. Altijd die onrust, altijd op zoek naar het ultieme koopje, altijd ergens anders willen zijn, dan waar je bent. En zoals altijd weigerden wij om een routeplanner uit te printen en nog altijd hebben wij geen GPS systeem. Telkens rij ik naar het betreffende dorp met als enige bagage het adres van het te koop staande huis. Daar aangekomen volgen we ons gevoel en als dit ons in de steek laat, wat vaak het geval is, hebben we nog altijd onze mond om te vragen. Dit keer stopten we bij een groepje mannen. Ze waren de auto van een van hen aan het bewonderden, ik vroeg naar het adres. `Ik kan u wel zeggen waar de Prinsengracht, de Herengracht of het Spui is.’ zei de aangesprokene. Amsterdammers dus, met de bijbehorende humor. Om niet achter te blijven zei ik: `Wijs dan maar de weg naar de Prinsengracht.’ Ook humor? Nou ja, vooruit dan maar.

We reden verder, een van de kenmerken van een dorp is dat je, zeker op zondagmorgen, weinig tot geen mensen op straat ziet. Honderd meter verder zagen we het straatnaambordje dat we zochten, we zaten dus toch in de goede richting. Het huis lag in een rustige straat, was wit geverfd en maakte, ook door de zon die net even door de wolken piepte, een zachte, romantische indruk. Onder de dakgoten, fraai metselwerk in de vorm van een omgekeerd trapgeveltje. Naast het huis lag een oprit, omzoomd door berkenbomen. Aan het te koop bordje ontlenen wij steeds het recht om schaamteloos rond het huis te lopen, naar binnen te kijken en de tuin te bewonderen. In dit huis woonde niemand meer. Achter het huis stonden enkele bouwvallige schuurtjes, één was het voormalige kippenhok, een ander had als volière gediend. De grote tuin ging verborgen achter enkele snoeibehoeftige fraaie struikachtige bomen. Net toen wij van uit de tuin weer naar onze auto wilden lopen, kwamen op de oprit de kinderen en één kleinkind van de voormalige bewoners aanlopen. Ze hadden grote ingeklapte verhuisdozen bij zich om het huis leeg te halen. Ze groetten vriendelijk en wij zeiden dat we geïnteresseerd in het huis waren. Bij onze auto aangekomen, riepen zij ons terug en zeiden dat we wel even binnen konden kijken. Daar houden makelaars niet van.

We werden rondgeleid door een van de dochters. Van binnen was het huis en de inrichting helemaal 1950. Enkele meubeltjes zouden de belangstelling kunnen opwekken van retro liefhebbers. De dochter vertelde dat haar ouders nu in een bejaardenhuis zaten en dat ze praktisch geleefd hadden van de grote tuin, waar haar vader zijn eigen groenten kweekte. Zelf zou zij het huis wel willen kopen, maar zij zou dan dertig kilometer van haar werk wonen. Dat is voor veel Limburgers onoverkomelijk, dat vinden ze ver, gewend als ze zijn vlak bij hun werk te wonen. Ze liet nog doorschemeren dat over de vraagprijs wel te praten viel. Daar valt altijd over te praten, mijn zoon en ik hadden al lang een maximum prijs voor het huis in ons hoofd zitten. Het huis was dan wel wit, zacht en romantisch, wij zijn wel kei harde onderhandelaars.

Martin Wings