Schrijver Dichter Columnist

Vakantie

Een groep dames zit loom bij elkaar, dames is misschien niet het juiste woord, loeders past beter. Ze wachten ergens op. Een tafel verder zitten hun mannen, ook zij wachten. Aan de mannentafel zitten ook twee vrouwen, aan de vrouwentafel zit geen enkele man. Een van de dames is duidelijk gefacelift, zonder verjongend resultaat. Alle dames dragen tattoos en hebben de harde uitdrukking van: “Mij maak je niets meer wijs, ik wikkel je om mijn vinger, aan mijn lijf geen polonaise meer”. De dames weten dat ze geen meisjes meer zijn, dat ze op weg zijn naar uiterlijk verval, naar ouderdom. Vijftig, een heel lastige leeftijd, de opvliegers beginnen te komen. Krampachtig proberen ze, tegen beter weten in, dit proces te voorkomen, door iets te jonge en iets te ordinaire kleding te dragen. Tijgerjurkjes, te kort, zodat als ze het ene been over het andere slaan, in een flits, heel kort, hun slipje te zien is.

De mannen hebben iets van honden, ze zijn gelaten, ook bij hen ontbreken geen tattoos. Sommige dragen oorbellen en enkelen een gouden tand, het siert hen niet, maar valt wel op. Ook zij weten dat het verval niet te stoppen is, veel bierbuiken ook. Zij hebben iets laconieks over zich, zo van: “Die vrouwen horen wel bij ons, maar fanatiek zijn we niet meer”. Ik probeer te ontdekken welke man bij welke vrouw hoort. Na lange verveelde tijd, stappen ze per koppel op. Telkens met een tijdsverschil van enkele minuten. Ik blijk het regelmatig mis te hebben met mijn raadspelletje: “Wie hoort bij wie?” Het blijft voor mij onduidelijk wat de bindende factor van de groep is. Waar gaan ze per koppel naar toe? En wanneer komen ze weer bij elkaar?

Martin Wings       

Maak jouw eigen website met JouwWeb